BELGIE BOVENAL. Midden groote landen ligt ons kleine land, als in gouden randen echte diamant. Hooge boomen, blijde stroomen, duin en zee, en berg en dal; werklijkheid der zoetste droomen: Belgie, Belgie bovenal! Over vlas en koren, hoeve en lindetop, schiet een spitse toren scherp ten hemel op: Bijlen, zagen, hamerslagen, weefgetouwen, vlegelval; en, na 't werk, de kermisdagen, Belgie's dorpen bovenal! Open gaan de steden in een grootschen groei, prat op mooi verleden, prat op huidgen bloei: Ronde schouwen, praalgebouwen, huizen, hoven, liefgetal! Vroede mannen, vrome vrouwen! Belgie's steden bovenal! Laat de vreemden loven vreemde zede en aard: 't vaderland gaat boven alle land der aard. Eigen wegen, eigen zegen; geen, die 't ooit verleeren zal! Fier vooruit, en, overlegen, Belgen! Belgie bovenal! 221 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p. 238 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p. 301 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.